Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG3858

Datum uitspraak2008-11-07
Datum gepubliceerd2008-11-10
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/845619-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Brandstichting nabij GGZ Veghel. Gevangenisstraf voor de duur van 345 dagen met aftrek van voorarrest en TBS met dwangverpleging. Benadeelde partij is niet-ontvankelijk in haar vordering.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Sector Strafrecht Parketnummer: 01/845619-07 Datum uitspraak: 24 oktober 2008 Verkort vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970, wonende te [adres], thans gedetineerd te: PI Midden Holland, HvB Haarlem. Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 februari 2008, 9 mei 2008, 5 augustus 2008 en 24 oktober 2008. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht. De tenlastelegging. De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 22 januari 2008. Aan verdachte is tenlastegelegd dat: 1. hij op of omstreeks 14 november 2007 in de gemeente Veghel, althans in het arrondissement 's-Hertogenbosch, opzettelijk brand heeft gesticht in, althans in de onmiddelijke nabijheid van het pand van de GGZ, hebbende hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk - een hoeveelheid papier bij/tegen (een) toegangsdeur(en) van voornoemd pand gelegd en/of - (vervolgens) dat papier en/of die deur(en) overgoten met een brandbare vloeistof en/of - (vervolgens) dat papier en/of die deur(en) en/of die vloeistof in brand gestoken, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander of anderen, te weten voor de zich in dat pand bevindende personen en of terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor voornoemd pand en/of de inboedel van dat pand te duchten was; (artikel 157 Wetboek van Strafrecht) ; De formele voorvragen. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging. De bewezenverklaring. De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte: op 14 november 2007 in de gemeente Veghel opzettelijk brand heeft gesticht in de onmiddellijke nabijheid van het pand van de GGZ, hebbende hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk deuren overgoten met een brandbare vloeistof en vervolgens die deuren en die vloeistof in brand gestoken, terwijl daarvan levensgevaar voor anderen, te weten voor de zich in dat pand bevindende personen en terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor voornoemd pand en de inboedel van dat pand te duchten was. Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. De kwalificatie. Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. De strafbaarheid. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard. Toepasselijke wetsartikelen. De beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 37a, 37b, 57, 157. DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID De eis van de officier van justitie. - Bewezenverklaring van opzettelijke brandstichting, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander en gemeen gevaar voor goederen te duchten is; - gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest; - terbeschikkingstelling met dwangverpleging; - niet-ontvankelijkverklaring van de vordering van de benadeelde partij GGZ Oost-Brabant. De op te leggen straf. Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Eveneens heeft de rechtbank gelet op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig feit. De door hem gepleegde brandstichting heeft gevaar voor personen en goederen in het leven geroepen. Slechts door het adequate ingrijpen van GGZ-medewerkers bleven de uiteindelijke gevolgen van de brandstichting beperkt. De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur hiervan zal de rechtbank echter rekening houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, zoals blijkt uit de hieronder nader omschreven psychologische en psychiatrische rapportages die omtrent verdachte zijn opgemaakt. Op grond van het voorgaande en vanwege het feit dat de rechtbank het van belang acht dat de behandeling die verbonden is aan de hierna te noemen maatregel zo spoedig mogelijk aanvangt, acht de rechtbank een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest passend. De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 345 dagen. De op te leggen maatregel. Psycholoog J.H.M. Gommans heeft op 4 februari 2008 een rapportage uitgebracht en op 9 september 2008 een aanvullend rapport geschreven. Ook is hij op 24 oktober 2008 ter terechtzitting als getuige-deskundige gehoord. In zijn rapportage van 4 februari jl. concludeert Gommans dat verdachte lijdt aan een ernstige persoonlijkheidsstoornis met gemengde antisociale, theatrale en borderline trekken. Bij verdachte is sprake van een gebrekkig ontwikkelde gewetensfunctie en er bestaat bij hem geen gevoel voor redelijkheid of proportionaliteit van zijn acties. De ernstige risico’s die zijn acties voor anderen opleveren dienen voor verdachte vooral als illustratie van de ernst van zijn eigen problematiek en lijden. Deze ziekelijke en gebrekkige ontwikkeling van verdachtes geestvermogens beïnvloedde in ernstige mate zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van de bewezenverklaarde brandstichting. Het delict kan volgens Gommans mede hieruit verklaard worden. Het recidivegevaar schat hij als ernstig in. Of het nu goed of slecht voor verdachte afloopt, hij gaat liever strijdend ten onder dan dat hij zich weg laat duwen. In zijn aanvullende rapport schrijft Gommans dat de psychische problematiek van verdachte zodanig ernstig is, dat een klinische behandeling in zijn ogen noodzakelijk is. Dit zou kunnen plaatsvinden door de oplegging van terbeschikkingstelling met verpleging of in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden. In het laatste geval zou verdachte opgenomen dienen te worden in een Forensisch Psychiatrische Kliniek. Ter terechtzitting heeft Gommans verklaard dat terbeschikkingstelling met verpleging in zijn ogen het meest wenselijk is. De wachttijd voor een plaatsing in een Forensisch Psychiatrische Kliniek is lang, terwijl het van groot belang is dat de behandeling van verdachte zo snel mogelijk aanvangt. Naar aanleiding van de bevindingen van Gommans heeft psychiater E.F.M. Lemmen in mei 2008 een psychiatrische rapportage uitgebracht. Op 7 september 2008 heeft hij een aanvullend rapport geschreven en op 24 oktober 2008 is hij eveneens als getuige-deskundige ter terechtzitting gehoord. Gelet op verdachtes gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en het grote recidivegevaar adviseert hij een terbeschikkingstelling met verpleging. In een maatregelrapport van 22 oktober 2008 adviseert H.C. Nagtegaal negatief ten aanzien van een terbeschikkingstelling met voorwaarden. Dit is mede ingegeven door de omstandigheid dat er nog geen Forensisch Psychiatrische Kliniek bereid is gevonden om verdachte op te nemen. De verdachte heeft ter terechtzitting (nogmaals) verklaard dat hij het eens is met een behandeling in het kader van een terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De rechtbank neemt de conclusies van de Gommans, Lemmen en Nagtegaal over. Naar het oordeel van de rechtbank eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling. De rechtbank overweegt hierbij dat het bewezenverklaarde een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Ook betreft het een misdrijf waarop naar wettelijke omschrijving meer dan vier jaar gevangenisstraf is gesteld. De rechtbank zal, gelet op de inhoud van de rapportages en het verhandelde ter terechtzitting, bevelen dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd. De vordering van de benadeelde partij GGZ Oost-Brabant. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien deze niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. DE UITSPRAAK De rechtbank verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven en verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is. De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar legt de volgende straf en maatregel op: - Gevangenisstraf voor de duur van 345 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht - Terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij bepaalt de rechtbank als volgt: - Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij GGZ Oost-Brabant in de vordering. - Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil. Dit vonnis is gewezen door: mr. J.J.H. Bruggink, voorzitter, mr. J.W.H. Renneberg en mr. F.P.E. Wiemans, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.K.J. Kooij, griffier, en is uitgesproken op 24 oktober 2008. 6 Parketnummer: 01/845619-07 [verdachte]